Terug naar Encyclopedie

Historische verhogingen van de liberalisatiegrens in Westland

Van €600 (1990) naar €808 (2024): verhogingen verkleinen sociale huur in Westland. Politiek gemotiveerd door tuinbouwwoningnood. Overgangsrecht beschermt zittende huurders. (28 woorden)

2 min leestijd
De huurprijs liberalisatiegrens is sinds 1990 meerdere keren verhoogd om de sociale huursector in Westland te verkleinen, waar de glastuinbouwsector zorgt voor een sterke vraag naar middenhuur. Begon bij €600 (1990), steeg naar €712,50 (2013), €752,33 (2021) en €808,06 (2024). Deze aanpassingen, ingevoerd door kabinetten als Rutte-II en III, reageren op woningnood in Westland, met name rond kernen als Naaldwijk, Monster en 's-Gravenzande, waar seizoensarbeiders uit de tuinbouw druk uitoefenen op de woningmarkt. Doel: meer middenhuur creëren om kassenmedewerkers te huisvesten en corporaties te ontlasten voor lage inkomens. Politiek debat in de Westlandse raad draait om gentrificatie; critici vrezen verdrijving van middeninkomens uit tuinbouwdorpen door stijgende huren. Wettelijk vastgelegd in de Woningwet en jaarlijks geïndexeerd met inflatie plus correctiefactor. Tussen 2015-2020 bleef de grens stabiel op €711, maar de Wet Betaalbare Huur (2021) bracht forse stijging. Gevolg: circa 10% van de huurwoningen in Westland liberaliseerde, vooral in de Randstad-grensgebieden zoals Kwintsheul. Huurders met langlopende contracten uit de 'voor-liberalisatie'-periode behouden oude regels via overgangsrecht, cruciaal voor vaste tuinbouwpersoneel. Verhuurders moeten bij nieuwe contracten de grens respecteren, rekening houdend met lokale stikstofregels. Toekomstig: mogelijke verdere verhoging in 2025 door stikstof- en klimaatbeleid dat Westlandse glastuinbouw treft. Bronnen: Staatscourant, Huurcommissie-rapporten en Gemeente Westland-archieven bieden gedetailleerde tabellen. Dit inzicht helpt bij strategische huurprijsbepaling in de regio. (248 woorden)